Weblog

Dilemma's voor de jeugdhulp van de toekomst

15/04/2015


 


Tijdens de eerste honderd dagen na de invoering van de jeugdwet op 1 januari 2015, zijn gelukkig geen acute problemen ontstaan. Desondanks liggen er  voor de jeugdhulp van de toekomst een aantal dilemma's,  die vroeg of laat tot problemen zullen gaan leiden als ze niet de volle aandacht hebben. 


 


1. Bezuiniging of innovatie?


Voor de komende jaren zijn forse bezuinigingen ingeboekt op het jeugdhulpbudget.  Hierdoor zullen jeugdhulpinstellingen steeds meer moeite krijgen hun hoofd boven water te houden en zullen ze geen tijd en energie hebben om prioriteit te leggen bij de innovatie van de jeugdhulp.  Door de stapeling van bezuinigingen de komende jaren zal bovendien steeds meer weerstand ontstaan bij de jeugdhulpaanbieders om mee te bewegen en mee te denken met de gewenste innovatie. Daar komt bij dat de innovatie naar geïntegreerd, wijkgericht werken met inzet van 'eigen kracht', waar veel gemeenten op papier voor hebben gekozen, in de praktijk nog grotendeels vorm moet krijgen. Veel van de benodigde veranderingen zijn nog nauwelijks bediscussieerd met degenen die ze daadwerkelijk moeten gaan uitvoeren.  Naast het opstellen van een transformatie agenda waar veel gemeenten nu mee bezig zijn, is het daarom hoog tijd voor dialoog met de uitvoerders van de jeugdhulp om de overgang  naar geïntegreerde wijkgerichte jeugdhulp goed te laten landen in de praktijk.


 


2. Hulp die nodig is of hulp waar je recht op hebt?


Door de invoering  van de jeugdwet  gaan we over van het precies vastleggen van de jeugdhulp waar iemand recht op heeft, naar het bieden van de jeugdhulp die nodig is. Gevolg daarvan is dat er verschillen zullen ontstaan tussen de hulp die mensen krijgen. Dit staat haaks op de maatschappelijke tendens om te krijgen waar je recht op hebt, en de behoefte om te komen tot steeds verdere aanscherping van regels.  Een uitweg uit dit dilemma is, om op alle niveaus van de jeugdhulpverlening zorgvuldig het gesprek te voeren over wat nodig is en wat mogelijk is, en in die gesprekken het vertrouwen te geven dat het kind centraal staat.


 


3. Verwijsbriefje of indicatiestelling?


Om te komen tot ontbureaucratisering,  kiezen sommige gemeenten  er voor om de niet-vrij toegankelijke, gespecialiseerde  jeugdhulp open te stellen met een behandelplan dat door een jeugdhulpprofessional is opgesteld. Andere gemeenten kiezen er voor om het voormalige Bureau Jeugdzorg (BJZ) te vervangen door een gemeentelijk 'bureau jeugdzorg' dat de slagboom naar de gespecialiseerde jeugdhulp pas openzet nadat er een beschikking  is opgesteld die de functie heeft van de voormalige indicatiestelling door BJZ . Weer andere gemeenten kiezen voor een mengvorm, waarbij een behandelplan of verwijsbriefje moet worden bekrachtigd door een formele beschikking van de gemeente. De komende tijd zullen alle gemeenten in de praktijk hun toegangsproces verder moeten vormgeven en moeten leren wat werkt en niet werkt, en moeten nagaan of het afgeven van beschikkingen zinvol is.


 


4. Toegang via wijkteam of arts?


Veel gemeenten kiezen voor toegang tot de gespecialiseerde  jeugdhulp via een wijkgerichte aanpak.  Daarnaast mogen volgens de jeugdwet ook huis- en jeugdartsen met een verwijsbriefje rechtstreeks toegang verlenen tot de gespecialiseerde jeugdhulp.  Bij het afgeven van zo'n verwijsbriefje hebben huis- en jeugdartsen niet de tijd en het overzicht om te zorgen voor een geïntegreerde, wijkgerichte benadering en de inzet van 'eigen kracht';  en ook na afloop van de gespecialiseerde jeugdhulp ontbreekt hen de tijd om te zorgen voor afschaling naar de wijkgerichte jeugdhulp.  Wanneer de gemeentelijke toegang tot de gespecialiseerde jeugdhulp verloopt via een langdurig  indicatiestelling- en beschikkingentraject, dan is de kans groot dat veel ouders kiezen voor de route via de huis- of jeugdarts, met als gevolg dat van de gemeentelijke, geïntegreerde wijkgerichte jeugdhulp niet veel terecht komt. Het is daarom nodig de gemeentelijke route tot de gespecialiseerde jeugdhulp en de route via de huis- en jeugdartsen met elkaar te verbinden en er voor te zorgen dat beide routes aan elkaar gelijkwaardig zijn en even snel verlopen.

Goede monitoring essentieel voor opstellen transformatie agenda Jeugdhulp

18/03/2015


 


Staatssecretaris Van Rijn heeft laten weten dat tien vingers aan de pols nodig zijn, om direct te kunnen constateren of de transitie Jeugdzorg naar wens verloopt en om te kunnen bijsturen bij eventuele knelpunten. Dat lijkt op het eerste gezicht wat veel - die tien vingers-  maar dat is het niet.


 


De decentralisatie van de jeugdhulp kent meerdere niveaus. Allereerst is er het landelijke niveau.  Daar valt op dat na de decentralisatie van taken en budgetten, vaak nog uitwerking en aanscherping nodig is om precies vast te leggen wie, wat, wanneer moet doen. Voorbeelden zijn de PGB-budgetten, vervoersregeling, ouderbijdrage, crisisdienst, individuele begeleiding in het onderwijs. VWS heeft al een overzicht gemaakt met de belangrijkste onderwerpen en meest gestelde vragen van de eerste maanden.


 


Naast de landelijke aspecten zijn er regionale en lokale aspecten. Ook daar blijkt dat op veel punten nog uitwerking en aanscherping nodig is. De vragen van gezinnen komen in eerste instantie bij de hulpverleners terecht, die een luisterend oor moeten bieden en een eerste oplossingsrichting moeten aangeven. Beleidsmedewerkers in de regio’s en de gemeenten zijn druk bezig met het verzamelen van die vragen en knelpunten. Wethouders willen goed geïnformeerd zijn welke vragen gesteld worden in hun gemeente en welke antwoorden er gegeven zijn. Gemeenteraden willen een geaggregeerd overzicht om te kunnen de transformatie op hoofdlijnen te volgen en te controleren.  En ook cliënten willen meedenken over de gestelde vragen en de gewenste oplossingen.  


 


Zorgvuldig monitoren van vragen, knelpunten en oplossingen op alle niveaus binnen een netwerk van betrokkenen en daarover intensief en in de breedte communiceren is belangrijk voor beleidsbijsturing en het opstellen van de transformatie agenda. Monitoren met '1 vinger' is dan niet genoeg.

Toegang tot jeugdhulp niet bureaucratiseren met beschikkingen

26/02/2015


De Jeugdwet verplicht elk gemeentebestuur te voorzien in de jeugdhulp die hun burgers nodig hebben.  De Jeugdwet schrijft niet voor HOE het gemeentebestuur moet  voorzien in de jeugdhulp voor hun burgers. Dat kunnen ze zelf vastleggen in hun Verordening Jeugdhulp  en in de onderliggende Nadere Regels en/of Beleidsregels.  




De jeugdhulp die nodig is  moet de gemeente inkopen, bijvoorbeeld weekendpleegzorg.  Of een kind weekendpleegzorg nodig heeft, kunnen gemeenteambtenaren niet beoordelen. Dat laten de gemeenten daarom over aan professionals.  In de Verordening Jeugdhulp (en/of de onderliggende documenten) worden deze professionals gemandateerd te beslissen over de toegang tot de niet vrij toegankelijke jeugdhulp, en wordt vastgelegd hoe de beslissingsprocedures verlopen. Vaak wordt ook vastgelegd hoe het gezin daar bij betrokken wordt, bijvoorbeeld door het in samenspraak met de professional opstellen van een handelingsplan. In de Verordening Jeugdhulp wordt bovendien vastgelegd hoe bezwaar en beroep geregeld zijn tegen de beslissingen van de professionals. 




Een bijzonder geval zijn de huis- en jeugdartsen. Zij houden in de Jeugdwet hun bevoegdheid om zelfstandig toegang te verlenen tot de niet vrij toegankelijke jeugdhulp, met een simpel verwijsbriefje.  Een van de doelstellingen van de invoering van de Jeugdwet, is om de jeugdhulp te ontbureaucratiseren. Daarin past niet dat verwijzingen door huisartsen naar  de niet vrij toegankelijke jeugdhulp  voortaan pas in werking kunnen treden, nadat een gemeenteambtenaar die beslissing nog eens gewogen en goedgekeurd heeft, en heeft vastgelegd in een gemeentelijke beschikking, die vervolgens verzonden wordt naar het betreffende gezin, dat pas daarna in aanmerking kan komen voor bijvoorbeeld weekendpleegzorg.


Veel gemeenten hebben de beslissingen van de gemandateerde professionals over de toegang tot de niet vrij toegankelijke jeugdhulp ingebed in hun wijkgerichte werkwijze voor het Sociale Domein. Die toegangsroute moet niet belemmerd worden door een beschikkingenbureaucratie, die niets toevoegt aan de inhoudelijke afweging die al door professionals is gemaakt over de jeugdhulp die nodig is. Want dan zullen gezinnen kiezen voor de  eenvoudige weg via de huisartsen met hun verwijsbriefje, en wordt het opbouwen van  wijk-gerichte geïntegreerde jeugdhulp  - een belangrijke innovatie -  bemoeilijkt. Ook huisartsen onderschrijven de noodzaak van deze innovatie.


De Jeugdwet vervangt het recht van burgers op jeugdhulp, inclusief het instrumentarium om dat recht af te dwingen met beschikkingen, en bezwaar-  en beroepsprocedures, door de plicht van gemeentebesturen om te voorzien in de jeugdhulp die nodig is. Hoe dat het beste kan, zal de komende tijd met vallen en opstaan door gemeenten geleerd moeten worden.  Bureaucratisering van de toegang met beschikkingen is in elk geval iets wat gemeenten beter niet kunnen doen.

Bovenregionaal gespecialiseerd jeugdhulpaanbod in de knel

24/02/2015


De afgelopen tijd hebben gemeenten terecht veel aandacht besteed aan het tijdig afsluiten van contracten met de jeugdhulpaanbieders. Om zorgcontinuïteit te bereiken en een 'zachte landing', is in de meeste gemeenten verder gewerkt met de bestaande aanbieders.  Voor hun gespecialiseerde aanbod, dat tot dusver door de Provincie werd betaald en waar vaak per gemeente of regio maar een paar cliënten gebruik van maakten, zijn in veel gevallen geen aparte contracten afgesloten per gemeente. Nu de Provincie is weggevallen als de instantie die verantwoordelijk was voor dit bovenregionale gespecialiseerde aanbod, is het voor de aanbieders lastig om dit aanbod overeind te houden.  In een aantal gevallen is actie ondernomen (o.a. via de Transitie Autoriteit Jeugdzorg), maar in andere gevallen dreigt de gespecialiseerde bovenregionale jeugdhulp die tot dusver door de Provincie werd betaald, in de knel te komen. Hier ligt nog een taak voor VWS, VNG en voor de regio's.

Transitie Jeugdzorg Gelukt!

17/02/2015


Per 1/1/2015 is de Jeugdwet ingevoerd, en is de verantwoordelijkheid voor alle jeugdhulp vanuit Rijk en Provincie overgedragen naar de gemeenten, met de bijbehorende budgetten. Deze 'transitie jeugdzorg' is de afgelopen drie jaar voorbereid. Daarbij is opnieuw de ontwikkelaanpak gevolgd die in de jaren daarvoor was gehanteerd bij de CJG-ontwikkeling (zie onderstaande blog van 08/03/2012): geen van bovenaf ontworpen blauwdruk, die door de gemeenten moest worden ingevoerd, maar ruimte voor uitproberen en leren door de gemeenten, voor eigen verantwoordelijkheid en keuzes, en voor oplossingen die passen bij de lokale situatie en mogelijkheden.


 


Door het Rijk en de VNG werd het uitwisselen van ervaringen gestimuleerd, good-practices werden in de etalage gezet, ondersteuning bij problemen werd geboden, en samenwerking van gemeenten in regio's werd gestimuleerd. Ook werd met zelfevaluatie gemonitord hoe elke gemeente vorderde, en gaandeweg werd meer in detail duidelijk wat wanneer gereed moest zijn. Door VWS werd parallel aan het ontwikkeltraject de Jeugdwet ontwikkeld, waarbij ruimte werd gegeven voor inbreng vanuit de gemeenten. Vanuit het Rijk werd gestuurd op het halen van de streefdatum 1/1/2015 en op het handhaven van de zorgcontinuïteit: cliënten moesten de zorg blijven krijgen die ze nodig hadden. Daarom werd geëist dat alle samenwerkingsregio's eind 2013 een 'transitiearrangement' opgesteld zouden hebben, met afspraken met de zorgaanbieders om de zorgcontinuïteit te waarborgen. Ook werd opgelegd dat eind 2014 door alle samenwerkingsregio's alle contracten met de zorgaanbieders afgesloten zouden zijn en de zorgcontinuïteit geregeld zou zijn. Met het oog daarop werd door de gemeenten keihard doorgewerkt. Een extra prikkel daarbij was dat geen enkele gemeente of regio in de monitor te kijk wilde staan als achterblijver. Uiteindelijk werden de contracten tijdig afgesloten.


 


Inmiddels zijn zes weken verstreken na de invoering van de Jeugdwet. Er zijn geen grote problemen boven water gekomen en in de media blijft het rustig. Wél zullen binnen de zeer brede en complexe jeugdhulp de komende tijd nog heel veel praktische problemen moeten worden opgelost. Ook zal de innovatie van de jeugdhulp verder vorm moeten krijgen, in de richting van geïntegreerde, wijkgerichte, minder dure jeugdhulp dichtbij. Maar de transitie jeugdzorg is gelukt!



De lessen van 4 jaar #CJG-ontwikkeling

08/03/2012


Steven de Waal reisde in mei 2011 rond door 'Zorg-voor-Jeugd-Land'. In zijn reisverslag 'Een betere Zorg voor Jeugd. Decentralisatie van de Jeugdzorg als kans.' vertelt hij: "Het onmogelijke werd mogelijk: Centra voor Jeugd en Gezin".


 


Inderdaad wonderbaarlijk. Minister Rouvoet van Jeugd en Gezin liet dan wel in november 2007 in een beleidsbrief weten dat in 2011 elke gemeente een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) zou hebben, maar papier is geduldig en veel beleid strandt zodra het in praktijk gebracht moet worden. Waarom is dat bij de CJG's niet gebeurd?



Om te beginnen kwam het idee van de CJG's, als middel tegen de versnippering van de zorg voor jeugd, voort uit de 'Operatie Jong' die in 2003 startte, en werd het breed gedragen. Vervolgens werd niet gekozen voor de gangbare aanpak: idee in detail uitwerken, in een wet gieten, en dan invoeren. In plaats daarvan werd met een 'basismodel CJG' vastgelegd WAT een CJG zou moeten gaan doen, waarna de gemeenten de vrijheid en de middelen kregen om, afhankelijk van hun eigen situatie, vorm te geven aan het HOE. De ontwikkeling van de CJG's werd niet opgelegd en gecontroleerd, maar gestimuleerd door op allerlei manieren uitwisseling van ervaringen, lessen en good-practices mogelijk te maken; door het aanbieden van handreikingen en zo nodig daadwerkelijke ondersteuning; door het open staan voor vragen via een helpdesk; en door het geven van aandacht met werkbezoeken. Elke gemeente die een CJG volgens het basismodel realiseerde kreeg een bloemetje van de minister, en de voortgang van de totale ontwikkeling werd gemonitord op een website waar gemeenten van elkaar konden zien wie in welke fase was, en waar filmpjes van inmiddels gerealiseerde CJG's bekeken konden worden ter inspiratie.


 


Begin 2010 viel het vorige kabinet en de minister van Jeugd en Gezin verdween, maar veel wethouders hadden inmiddels het CJG ontdekt als instrument om aan hun burgers samenhangende zorg voor jeugd te bieden en hun regierol waar te maken. Toen bleek dat het budget voor de CJG-ontwikkeling beschikbaar bleef en het stimuleren, ondersteunen en monitoren van de CJG-ontwikkeling doorging, bleef het aantal CJG's verder groeien. Eind vorig jaar hadden alle gemeenten volgens plan een of meer CJG's, op een enkele onhandige gemeente na die verzuimd had te leren van zijn buren. Elk CJG heeft de vorm van een netwerkorganisatie. Door samenwerkingsafspraken zijn de CJG-partners in deze netwerkorganisatie met elkaar verbonden. Via deze afspraken, of door het verdelen van geld, of door het aanstellen van een coördinator, kan een wethouder de regie voeren en zijn rol als eindverantwoordelijke waar maken.


 


Bij de transitie jeugdzorg is de verleiding groot om terug te keren naar de aloude ambtelijke aanpak: een gedetailleerde uitwerking van de gewenste situatie maken, in een wet vastleggen, en daarna volgens een spoorboekje invoeren (definitie – ontwerp – realisatie). Maar de transitie jeugdzorg is, net als het realiseren van de CJG's, een vorm van maatschappelijke innovatie, die onmogelijk is zonder experimenteren, zoeken, leren en bijstellen. Het lijkt verstandig bij de transitie jeugdzorg opnieuw te kiezen voor een ontwikkelaanpak. Dan kan Steven de Waal over een jaar of vijf jaar reizend door 'Zorg-voor-Jeugd-Land' opnieuw verbaasd staan dat een beleidsvoornemen werkelijkheid is geworden.

#Transitie #Jeugdzorg vereist heldere en open communicatie

03/03/2012


De Transitie Jeugdzorg heeft als doel de jeugdhulp preventiever, dichter bij gezinnen, en goed op elkaar afgestemd  te organiseren. Tijdens de transitie moet de kwaliteit van de zorg gewaarborgd blijven, ondanks de aandacht voor visieontwikkeling, voorbereiding, verandering van geldstromen en inschakeling van gespecialiseerde zorg.


 


De Transitie Jeugdzorg wordt gedragen door de lokale partners, gemeenten, provincies en het Rijk, omdat iedereen de verbeteringen die op de langere termijn bereikt moeten worden, van harte onderschrijft. De transitie kan echter vragen en twijfels bij ouders oproepen wanneer bezuinigd gaat worden op landelijk/provinciaal georganiseerde hulp, en de opvang voor specialistische problematiek niet meer als vanzelfsprekend voor iedereen toegankelijk blijkt. Idealiter is dichter bij huis dan meer generalistische begeleiding voorhanden (“jeugdhulp dichtbij”), maar dat vereist nog veel strategisch en tactisch denk- en regelwerk aan de voorkant van de transitie.


 


Sommige ouders zullen het jammer vinden, dat een specialistische aanpak verdwijnt en er meer algemene begeleiding voor in de plaats komt. In veel gevallen is dit een kwestie van wennen. Maar onzekerheid tijdens de overgangsperiode levert snel stress en weerstand op. En de media zullen die onzekerheid, stress en weerstand snel oppikken. Goede, snelle voorlichting aan ouders, belangengroepen en pers is dan ook van groot belang, evenals een open houding voor vragen en opmerkingen over àlle facetten van de transitie.


 


 Open en heldere communicatie over de transitie: staan gemeenten hiervoor al in de startblokken?

Het nut van proces- en output #indicatoren bij de #doorontwikkeling van de #CJG's

28/02/2012


Maatschappelijke instellingen hebben de plicht om verantwoording af te leggen over de inzet en uitgaven van de (overheids)middelen en over de (immateriële) opbrengsten, en kritisch te zijn op het eigen functioneren. Daarbij kunnen ze gebruik maken van een kwaliteitszorgsysteem, dat aan de hand van een aantal indicatoren inzicht geeft in de kwaliteit van de werkprocessen,  zodat verantwoording afgelegd kan worden en verbetering mogelijk is.


  


Bij het ontwikkelen van de kwaliteitszorg binnen de CJG's, wordt vaak gesteld dat er gestreefd moet worden naar outcome-indicatoren, waarmee kan worden nagegaan of de maatschappelijke doelstelling van het CJG ('jongeren groeien gezond en gelukkig op') gehaald wordt. Maar wanneer we uitgaan van de outcome-indicator  'percentage gelukkige, gezonde jongeren' dan is er weinig winst te behalen: Nederland staat al jaren in de top van de wereldranglijst. Bovendien kunnen allerlei andere factoren van invloed zijn op het geluk en de gezondheid van kinderen, die volledig los staan van het functioneren van het CJG. Met outcome indicatoren is het functioneren van een CJG niet te monitoren en te verbeteren, en evenmin de doorontwikkeling van het CJG door het in elkaar schuiven van processen en het verbeteren van de samenwerking.


  


Een kwaliteitszorgsysteem moet inderdaad aansluiten bij de maatschappelijke doelstelling (outcome) met de indicatoren ‘tevredenheid van bezoekers' en 'ervaren vermindering van problematiek’. Maar bij het monitoren en verbeteren van het functioneren van de CJG's zijn vooral ook proces- en outputindicatoren nodig, bijvoorbeeld  ‘aantal en type bezoekers’, ‘aantal en type vragen’, aantal en soort toeleidingen’ en ‘aantal jeugdigen met zorgcoördinatie 1 gezin,1 plan’. De Basisset CJG-indicatoren die samen met gemeenten en professionals is ontwikkeld yurl.com/indcjg  is afgeleid uit maatschappelijke doelstellingen en succesfactoren voor het behalen van deze doelstellingen. Deze indicatoren hebben de professionals zelf ook nodig  zodat het registreren van onderliggende gegevens weinig problemen oplevert.


  


De eerste CJG-jaarverslagen gebaseerd op de Basisset CJG-indicatoren  zijn inmiddels verschenen met aanbevelingen voor lokale verbeteringen. Ook diverse lokale rekenkamerrapportages laten zien dat het meten van de uitkomsten met deze indicatoren  meerwaarde oplevert voor management en wethouder.


 


Het is hoog tijd dat de Basisset CJG-indicatoren voortvarend wordt uitgewerkt in lokale pilots, resulterend in bijvoorbeeld eenvoudige vragenlijsten waar zowel managers als professionals achter staan, en die input geven voor de doorontwikkeling van de CJG's.

Zorg voor Jeugd: keten of gestructureerd netwerk?

21/02/2012


Een van de doelstellingen van de decentralisatie jeugdzorg is dat er meer begeleiding komt in de directe leefomgeving van jongeren en gezinnen door het eenvoudiger kunnen aanspreken en inzetten van kortdurende gespecialiseerde hulp. Daarbij moet gebruik gemaakt worden van de ‘Eigen kracht’ en van de mogelijkheden van  de ’Civil Society’. Voor complexere problemen is er de mogelijkheid van het aanbieden van langdurige stut en steun.


 


Vaak wordt gezegd dat de 'keten' van jeugdhulp moet worden afgestemd. Maar wanneer de hulp  gericht wordt op de directe leefomgeving  van jongeren en gezinnen, en de eigen kracht en de civil society moeten worden ingeschakeld, dan komt het hele netwerk van actoren rond jongeren en gezinnen in beeld. Er moet dan niet zozeer afstemming plaats vinden binnen een keten, maar met het totale netwerk rond jongeren en gezinnen.  


 


Bij een verschuiving van de hulpverlening  naar voren, waarbij snel in gespeeld moet kunnen worden op eenvoudige vragen om escalatie te voorkomen, is een goede hulpverleningsstructuur nodig. Veel gemeenten (o.a. Breda en Oosterhout,) werken vanuit hun CJG al met kleine wijkteams van bijvoorbeeld gezinscoaches, schoolmaatschappelijk werkers, en jongerenwerkers, die werken volgens duidelijke samenwerkingsafspraken. Zo zorgt de schoolmaatschappelijk werker voor de koppeling tussen de pedagogische aspecten,  (leerontwikkeling, didactische handelingsplannen) en de opvoedvragen van het gezin. De teams staan dicht bij de gezinnen en jongeren, zijn gemakkelijk aanspreekbaar en goed bereikbaar 

Stapeling van ingrijpende maatregelen kan chaos veroorzaken

10/02/2012


Verschilende onderzoekers  ( zie bijvoorbeeld: http://tinyurl.com/chaosdecjz )wijzen er op dat bij de decentralisatie Jeugdzorg chaos op de loer ligt. Dit risico wordt groter doordat nog andere complexe veranderingen moeten worden uitgevoerd (Passend Onderwijs, AWBZ, WWNV). Taken en verantwoordelijkheden zullen wijzigen, en geldstromen zullen verlegd worden. Gemeenten zullen nieuwe manieren van werken moeten ontwikkelen. Ook zullen er kwaliteitscriteria ontwikkeld moeten worden waarmee gemonitord kan worden hoe de nieuwe werkwijzen functioneren en of ze effectief zijn, zodat ze verder verbeterd kunnen worden.  Dat alles heeft veel tijd nodig voor experimenteren, leren en bijstellen. Een extra handicap is dat de decentralisaties moeten leiden tot bezuinigingen die al zijn ingeboekt.


 


De gemeenten doen er goed aan om niet in de volle breedte grootse veranderingen aan te brengen, maar eerst kleinschalig ervaring op te doen. Door het instellen van goed doordachte pilots en deze intensief te volgen, kunnen snel lessen getrokken worden waarvan geprofiteerd kan worden.


 

Gemeentelijke rekenkamer evaluatie ‘Invoering CJG’ stimuleert de CJG ontwikkeling

18/02/2012


 


De rekenkamercommissies van een 40-tal gemeenten hebben in samenwerking met de Algemene Rekenkamer een onderzoek uitgevoerd naar de invoering van het CJG in hun gemeente.  Uit deze onderzoeken komen de volgende punten naar voren:


 


1.       De  evaluaties zetten nog eens goed op een rij wat de doelstellingen zijn van het CJG en in hoe verre die gehaald zijn. Hoewel nog al eens geklaagd wordt over te weinig zichtbaar bereikte maatschappelijke doelstellingen, blijkt het mogelijk veel feitenmateriaal te tonen over aantallen ouders, kinderen en jongeren dat bereikt wordt met het CJG, en aantallen en onderwerpen van de opvoed- en opgroeivragen.


 


2.       De CJG-vorming ligt in de onderzochte gemeenten grotendeels op koers (tijd en kwaliteit), en versterkt de laagdrempelige opvoed-en opgroeiondersteuning voor ouders en kinderen van 0-23 jaar en de coördinatie van zorg (1 gezin, 1 plan). Hierover blijken tal van samenwerkingsafspraken te zijn gemaakt;  initiatieven zijn in elkaar geschoven en er wordt meer outreachend gewerkt. De CJG’s timmeren over het algemeen sterk aan de weg (o.a. sociale media en landelijke opvoedweek) en zien mogelijkheden om nog meer bekendheid te verwerven.


 


3.       De samenwerkingsafspraken in de meeste gemeenten zijn vooral gericht op de coördinatie van zorg. Vaak heeft het kleine succes van de verbeterde samenwerking al grote gevolgen voor de dienstverlening. Toch is er nog veel te verbeteren om te komen tot werkelijk integrale hulp aan clienten. Hier ligt een uitdaging voor managers en professionals.


 


4.       Nog vaak lijkt het CJG een extra partner in de jeugd(gezondheids) zorg, in plaats van de coördinerende netwerkorganisatie die alle partners omvat die zich richten op de opvoed- en opgroei ondersteuning.  Het gemeentelijke CJG verder structuur geven met duidelijke samenwerkingsafspraken tussen alle partners (wie doet wat wanneer, en wie is eindverantwoordelijk) zal nog veel tijd en energie kosten.


 


5.       Het is de vraag of de CJG kosten per gemeente eenvoudig zijn te vergelijken met andere gemeenten, omdat iedere  gemeente een eigen samenstelling, eigen problemen, en eigen prioriteiten heeft. Het blijft natuurlijk wel een goede zaak om te achterhalen wèlke financiën per gemeente worden uitgetrokken voor gemeentelijke jeugd(gezondheids)zorg (vergelijkbaar met de BDU-verantwoording); bijvoorbeeld via de indicator ‘gemiddelde  kosten per productgroep CJG’.


 


6.       Nog niet veel gemeenten blijken aan de slag met de basisset CJG indicatoren, die in samenspraak met de gemeenten in opdracht van VWS is ontwikkeld en nu verder wordt geoperationaliseerd door het NJi.  http://www.samenwerkenvoordejeugd.nl/nl/Overige_Content/Documenten/Toets-basisset-indicatoren-CJG-aug-2011.pdf  Toch bieden de gemeentelijke evaluaties ‘Invoering CJG’ behoorlijk wat kwantitatieve informatie, die zicht geeft op het functioneren van de CJG's en gebruikt kan worden als input voor het werken met de basisset CJG-indicatoren.


 


7.       De evaluaties van de gemeentelijke rekenkamers geven suggesties voor bijsturing door de CJG-partners en de gemeenteraad, en vormen een belangrijke input voor de verdere CJG-ontwikkeling.

#Transitie #Jeugdzorg: een complex ontwerp- en onderhandeltraject of een creatief proces?

04/01/2012


De transitie jeugdzorg (2012 – 2016) wordt veel gecompliceerder dan de  CJG-ontwikkeling (2007 – 2011).  Bij de CJG-ontwikkeling ging het er vooral om tot betere samenwerking te komen van de lokale jeugdzorg in een CJG-netwerkorganisatie onder verantwoordelijkheid van de gemeente, daarbij geholpen door het ministerie van Jeugd en Gezin/VWS en de VNG. Bij de transitie jeugdzorg zal een veel groter aantal belanghebbenden (o.a. Rijk, provincies, gemeenten, jgz, jeugd-ggz, BJz, belangenverenigingen, en zorgverzekeringsinstellingen) vorm moeten gaan geven aan de toekomstige zorg voor jeugd. Taken, verantwoordelijkheden, personeel en budgetten moeten verlegd worden, met op de achtergrond een forse bezuinigingsdoelstelling, en ook de wetgeving moet worden gewijzigd. Daarbij is het goed denkbaar dat de betrokkenen vanuit hun eigen perspectief tot verschillende standpunten en oplossingen komen, en tegenover elkaar komen te staan.


 


Hoewel het ideaalbeeld voor de toekomstige zorg voor jeugd pas in grove lijnen duidelijk is en we nog niet goed weten wat er precies wanneer gedaan moet worden om het ideaalbeeld te realiseren, zijn er in de praktijk veel enthousiaste initiatieven die de transitie kunnen vergemakkelijken. Veel gemeenten hebben hun burgers al in een vroeg stadium betrokken bij de lokale samenwerking in de jeugdzorg, er zijn goede initiatieven om de ambulante jeugdzorg te verbreden, er zijn mooie voorbeelden van de Eigen Kracht aanpak, er wordt landelijk nagedacht over kwaliteitsindicatoren jeugdzorg, en veel provincies en gemeenten zijn al druk bezig met een gezamenlijke visieontwikkeling op de toekomstige jeugdzorg. De uitdaging is om al dit enthousiasme en al die energie in te brengen in de transitie jeugdzorg. Dat kan door gericht te experimenteren hoe het ideaalbeeld er werkelijk uit moet gaan zien, de pilots goed te monitoren, en door gerichte verspreiding van de geleerde lessen. Door de transitie vooral in te richten als een creatief proces en niet als een papieren ontwerp traject wordt de slagingskans groter. Het is vruchtbaarder te overleggen over praktijk ervaringen dan over theoretische standpunten. En voortbouwen op wat er in de gemeenten inmiddels is bereikt rond de CJG’s bij het verbeteren van de lokale jeugdzorg, vergroot de kans dat het ook met de complexe transitie Jeugdzorg goed gaat komen.

#Transitie: van ‘recht op zorg’ naar ‘zorgplicht’?

18/12/2012 


Het ‘recht op zorg’ in de Wet op de Jeugdzorg knelt: veel ouders en kinderen vragen om extra ondersteuning, en vaak ook om dure, gespecialiseerde begeleiding waarvoor een indicatiestelling vereist is, die dikwijls gevolgd wordt door bureaucratische afhandeling en wachtlijsten. De gedachte lijkt nu te zijn om bij de transitie Jeugdzorg dit ‘recht op zorg’  te verleggen naar de gemeenten in de vorm van een ‘zorgplicht’, die wettelijk verankerd zal gaan worden (zie http://tinyurl.com/transbrief2). Gezien de problemen met het ‘recht op zorg’ waar het Rijk aan moest voldoen, is het goed denkbaar dat de gemeenten dezelfde problemen krijgen met een algemene ‘zorgplicht’.


Belangrijke uitgangspunten voor het nieuwe stelsel van jeugdzorg zijn:


Ouders zijn de eerst verantwoordelijke personen voor de opvoeding (ouderlijke zorgplicht).

Bij het zoeken naar oplossingen wordt waar mogelijk ook de eigen omgeving van het gezin ingeschakeld (eigen kracht).

Extra ondersteuning moet zo dicht mogelijk bij het gezin plaats vinden.

Laagdrempelige opvoed- en opgroei-ondersteuning vindt plaats vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin.

Begeleiding voor de (langdurige) stut- en ondersteuningsvragen (multi-problem gezinnen) wordt ingezet of ingeschakeld vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin.

Wanneer vanuit deze uitgangspunten vorm gegeven wordt aan het nieuwe stelsel van jeugdzorg, dan is het nog maar de vraag of aan de gemeenten een algemene zorgplicht voor hun burgers moet worden opgelegd. Uit pilots zou kunnen blijken dat wanneer gewerkt wordt vanuit de eigen kracht van gezinnen en burgers hun gemeente kunnen aanspreken en aansporen wanneer de zorg voor jeugd onvoldoende is, het helemaal niet nodig is - en wellicht zelfs ongewenst - om in de nieuwe wet op de jeugdzorg een algemene zorgplicht vast te leggen. In deze pilots kan bovendien worden onderzocht op welke punten wellicht een specifìeke zorgplicht nodig is.

#Doorontwikkeling #CJG

04/12/2011 


Aan het eind van dit jaar zal elke gemeente een CJG hebben, in de vorm van een netwerkorganisatie van CJG-ketenpartners, die door samenwerkingsafspraken met elkaar zijn verbonden, en samenhangende opvoed- en opgroeiondersteuning aanbieden.  De komende jaren zal #doorontwikkeling van het CJG nodig zijn, zodat het CJG breder en steviger wordt, en ook op den duur een groot deel van de gespecialiseerde jeugdzorg kan overpakken vanuit het provinciale niveau.


 


Bij de doorontwikkeling van de CJG's kan gedacht worden aan:


 


  • Verdere ontwikkeling van de gezamenlijke lokale visie op de zorg voor jeugd, bij voorkeur gebaseerd op wijkanalyses, en met aandacht voor doelgroepen en lokale speerpunten.
  • Ontwikkeling van een regionale visie op de zorg voor jeugd. 
  • Verbeteren van de samenwerkingsafspraken tussen de partners in de CJG-netwerkorganisatie, waaronder de samenwerkingsafspraken met de gemeente die eindverantwoordelijkheid draagt voor de opvoed- en opgroeiondersteuning. 
  • Maken van concrete afspraken over triage. 
  • Jeugdhulp dicht bij ouders organiseren via sleutelfiguren in de lokale hulpverlening en het optimaliseren van de inzet van gespecialiseerde hulp. 
  • Uitbreiding van het aantal CJG samenwerkingspartners met huisartsen, verloskundigen en gespecialiseerde jeugdzorg (jeugdbescherming, MEE en jeugd ggz), onderwijs en Veiligheidshuis; en de samenwerkingsafspraken vastleggen. 
  • Versterken van van de aandacht voor de eigen kracht van gezinnen, preventie en een outreachende benadering. 
  • Versterken van de dienstverlening aan gezinnen, o.a. door het bieden van een luisterend oor en praktische adviezen, ondersteuning vanuit 1-gezin, 1- plan. 
  • Vergroten laagdrempelige bereikbaarheid voor ouders, jongeren en professionals (openingstijden CJG locaties, uitbreiding vindplaatsen, telefoon, internet en sociale media). 
  • Verbeteren signalering via Verwijsindex en Electronisch Kinddossier. 
  • Professionalisering van de eigen CJG expertise. 
  • Kwaliteitsbewaking via monitoring en evaluatie; zie ook Basisset CJG indicatoren. http://www.samenwerkenvoordejeugd.nl/nl/Actueel/Nieuwsberichten/2011/Toetsing-basisset-CJG-indicatoren.html 

Pilots #Transitie Jeugdzorg

 


Steeds meer gemeenten zijn zich bewust van de komende veranderingen in de jeugdzorg en willen graag voorsorteren op een nieuwe werkwijze door middel van pilots. Voor een complexe verandering als de transitie jeugdzorg die nog niet goed is uitgekristalliseerd, is dat is een goede werkwijze.  Zie bijvoorbeeld  http://limburg.groenlinks.nl/node/74403


Pilots  zouden zich kunnen richten op de doorontwikkeling van het CJG en het overpakken van gespecialiseerde jeugdzorg taken door het CJG, en antwoord kunnen geven op de volgende vragen:


 


  • Hoe kunnen  huisartsen, jeugdbescherming, of jeugd-ggz gekoppeld worden aan of opgenomen worden in het CJG?
  • Welke rol is gewenst voor de jeugdarts en de orthopedagoog 
  • Welke regionale afspraken zijn nodig over de gespecialiseerde jeugdzorg
  •  Hoe kan de kwaliteitsbewaking vorm krijgen? 
  • Welke nieuwe financieringsstromen zijn nodig?
  • Hoe kunnen flexibele subsidiebeschikkingen worden opgesteld?

 


Provincies en VWS zullen in een vroeg stadium moeten meedenken over aantallen, regionale verdeling, clustering onderwerp, en vereist tijdpad van de pilots. Door de pilots goed te monitoren en de resultaten goed toegankelijk te maken via websites, kunnen de gemeentelijke en regionale leerpunten snel worden benut door andere gemeenten en regio's en kan de landelijke transitie snel en enthousiast vorm krijgen.

#Doorontwikkeling #CJG: gebruik het eigen sociale netwerk en #eigen kracht

De CJG-ontwikkeling is vanaf 2007 allereerst een bestuurlijke ontwikkeling geweest, met als hoofddoel het terugdringen van de versnippering in de lokale jeugdzorg.  Hoe belangrijk dat is blijkt bijvoorbeeld uit het CJG-filmpje van Helmond  waar een moeder van drie kinderen met verschillende hulpvragen, niet meer door allerlei los van elkaar werkende instanties wordt geholpen, maar vanuit een #CJG-netwerkorganisatie  Http://www.samenwerkenvoordejeugd.nl/nl/In_de_praktijk/Centra_voor_Jeugd_en_Gezin/CJG_in_de_praktijk,_Helmond.html


 


Bij de doorontwikkeling van de CJG’s na 2011 en #transitie #Jeugdzorg blijft het versterken en uitbreiden van samenwerkingsafspraken – bijvoorbeeld met #jeugd-GGZ en #BJz – belangrijk. Daarnaast is versterking van de inhoudelijke kant van het CJG nodig: “Wat moet ons aanbod zijn bij welke vragen?”, “Waar liggen onze prioreiten?”, “Wat is onze visie op opvoed- en opgroeiondersteuning?”. Denken vanuit individuele casussen is daarbij een zinvolle invalshoek: “Wat  heeft een gezin nodig en hoe kunnen we ouders het beste ondersteunen?” Vooral bij multi-problemgezinnen zal het nodig zijn om  ‘out of the box’ te denken.


Vanuit casusbesprekingen in de CJG-praktijk valt op, dat veel gezinnen tevreden zijn over oplossingen binnen het eigen sociale netwerk. Een buurvrouw kan met een kwartiertje praktische ondersteuning per dag soms veel meer bereiken dan vijf kwartier professionele ondersteuning per week. Het CJG staat voor de uitdaging om ouders zich bewust te laten worden van de mogelijkheden in de eigen omgeving, de gewenste hulp en het uiteindelijke doel. Bij de aanpak van (complexe) opvoed- en opgroeivragen van ouders en jongeren blijkt dat het benutten van de eigen kracht en het eigen sociale netwerk belangrijke instrumenten zijn, die nog te weinig gebruikt worden.

Kampen bouwt brug naar #transitie #Jeugdzorg op fundament #CJG

In de notitie “Bruggen bouwen en bruggen slaan” wordt door de gemeente Kampen verder gebouwd op de evaluatie van vier jaar CJG- ontwikkeling. http://tinyurl.com/cjgkampen   


 


Het CJG in Kampen is breed opgezet en is een samenwerkingsverband tussen de CJG loketten, de CJG websites (ouders en jongeren),de jeugdgezondheidszorg (o.a. consultatiebureau), het  schoolmaatschappelijk werk, het  jeugdhulpteam (casuïstiek multi-probemgezinnen). Bij de evaluatie is zowel gekeken naar de gestelde vragen en verzoeken om informatie aan het CJG via (inloop)spreekuren en websites, de inzet van het schoolmaatschappelijk werk, de naamsbekendheid,  als naar de overige activiteiten van het CJG (o.a. beleidsontwikkeling Jeugd, organiseren van een kinderinformatiemarkt, medeorganiseren van ouderavonden hanggroepen, organiseren themahoeken in de bibliotheek, contact leggen met verloskundigen).


 


Op basis van de evaluatie heeft de gemeente Kampen gekozen voor een brede ambitie voor het CJG in de transitie Jeugdzorg. Het CJG is voor ouders het gezicht/ de front office van de laagdrempelige opvoed- en opgroeiondersteuning. De  gespecialiseerde jeugdzorg wordt bereikbaar vanuit de  backoffice. De regierol van de gemeente Kampen strekt zich uit over het totale jeugdbeleid en de integrale uitvoering van de samenwerkingsafspraken tussen de CJG-ketenpartners.


 


De gemeente Kampen heeft besloten het schoolmaatschappelijk werk in het voortgezet onderwijs vanuit  Bureau Jeugdzorg onder te brengen bij het CJG, inclusief taken, budgetten en personeel. Dit is een mooi voorbeeld van flexibele decentralisatie.  


 

Een nieuwe wet op de jeugdzorg: eerste of laatste stap?

23/09/2011


 


Volgens Jeugdzorg Nederland moet de #Transitie Jeugdzorg in 3 stappen verlopen: eerst een wet, daarna voorbereiden, en dan snel integraal invoeren. http://www.gemeente.nu/web/Actueel/Welzijn/Jeugd-en-onderwijs/Jeugd-en-onderwijs-Artikel/55037/Decentralisatie-Jeugdzorg-moet-in-drie-stappen.htm Het proces van #CJG-ontwikkeling is  4 jaar geleden gestart nadat gemeenten, provincies en Rijk het eens waren over een basismodel CJG, dat werd vastgelegd in een beleidsbrief http://tinyurl.com/basismodel  . Afgesproken werd dat in 2011 elke gemeente zou beschikken over een CJG volgens het basismodel. Daarna hebben de gemeenten de middelen gekregen om zelf dit basismodel in te vullen in een proces van zoeken, leren en bijstellen,  zodat het past bij hun specifieke situatie.  Door die aanpak is het commitment, de creativiteit, en de inzet en van de gemeenten aangeboord. Nu na 4 jaar zou het mogelijk zijn om het basismodel te verankeren in een wet. Voor de decentralisatie van de gespecialiseerde jeugdzorg naar de gemeenten lijkt deze ontwikkelaanpak ook geschikt: eerst met alle betrokken actoren het eens worden over een basismodel,  dat vastleggen in een beleidsbrief  en afspraken maken over een globaal tijdpad, en dan ruimte geven voor specifieke invulling per gemeente of regio. Nadat in de praktijk gebleken is hoe de decentralisatie werkelijk vorm moet krijgen, kunnen de hoofdlijnen verankerd worden in een wet.


 

Is een nieuwe overheidsorganisatie voor jeugdbescherming nodig?

22/09/2011


 


In het manifest van Adri van Montfoort en Jan-Dirk Sprokkereef http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/2899160/2011/09/09/Plan-nieuwe-jeugdbescherming-tegen-verbrokkelde-hulpverlening.dhtml wordt gepleit voor het samenvoegen van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg in een nieuwe overheidsorganisatie. Doel is de verbrokkeling van de jeugdbescherming tegen te gaan.  De afgelopen 4 jaar is de versnipperde gemeentelijke opvoed- en opgroeiondersteuning geïntegreerd door de vorming van #CJG's. Deze CJG's zijn netwerkorganisaties waarin in principe alle organisaties in een gemeente die zich bezig houden met opvoed- en opgroeiondersteuning gebundeld zijn d.m.v. samenwerkingsafspraken. Een vergelijkbare netwerkconstructie met samenwerkingsafspraken is ook mogelijk voor het achter het CJG liggende veld van de gespecialiseerde jeugdzorg (waaronder de jeugdbescherming).  Dan kan alle energie gaan zitten in het maken van samenwerkingsafspraken, in plaats van in het optuigen van een nieuwe overheidsorganisatie en alle problemen van dien.  Met samenwerkingsafspraken tussen de CJG-netwerkorganisatie en het netwerk voor de gespecialiseerde jeugdzorg kan geregeld worden dat geleidelijk steeds meer taken gedecentraliseerd worden naar de gemeenten. Aangezien de indicatiestelling verdwijnt en het CJG gaat doorverwijzen naar de gespecialiseerde jeugdzorg, zal een overzichtelijke, transparante jeugdzorg dichtbij voor ouders en kinderen ontstaan.


 

Front-office en back-office

(21/09/2011) 


De VNG verzamelt publicaties van gemeenten over de komende decentralisatie van de Jeugdzorg http://www.vng.nl/smartsite.dws?ch=,dwf%2F&id=105380. De hoofdlijn in die publicaties is dat gemeenten willen voortbouwen op 4 jaar #CJG-ontwikkeling. De afgelopen jaren is de versnippering van de opvoed- en opgroeiondersteuning sterk teruggedrongen door samenwerking van steeds meer betrokken organisaties in het CJG als netwerkorganisatie. Die samenwerkingsafspraken zullen verder moeten worden uitgebouwd, en ook zullen er samenwerkingsafspraken moeten komen met de aanbieders van gespecialiseerde zorg; zie bijvoorbeeld de startnotitie #Transitie Jeugdzorg van de regio Twente http://www.vng.nl/smartsite.dws?ch=,DWF%2F&id=110384. Maar in het zojuist verschenen rapport ‘Als jeugd en toekomst telt’ Drentse pilot jeugd http://www.vng.nl/smartsite.dws?ch=,DWF%2F&id=110552 van Peter Stam (Directeur Yorneo Drenthe) en Peter Paul Doodkorte (Partner BMC) over de toekomst van de jeugdzorg is het CJG als samenbindend instrument afwezig, en wordt het gezien als nóg weer een extra speler waar professionals (?) de weg naar toe zouden moeten vinden.


 


In de meeste gemeenten is het CJG als netwerkorganistatie van door samenwerkingsafspraken met elkaar verbonden partners (consultatiebureau's, maatschappelijk werk, GGD ,brede school, ZAT, etc., en ook steeds vaker de huisartsen) het gezicht van de opvoed- en opgroeiondersteuning naar de ouders toe: 'de frontoffice'. Door de samenwerkingsafspraken in 'de back-office' zorgen de professionals met elkaar dat het doel van 1 gezin 1 plan bereikt wordt. De CJG's zijn prima in staat om zowel eenvoudige opvoedvragen te begeleiden als deskundige hulp in te schakelen bij complexere problematiek. Het rapport van Stam en Doodkorte (o.a. blz. 16) wil weer een nieuwe inhoud gaan geven aan de termen front-office en back-office, die net een beetje uitgekristalliseerd zijn in het spreken over het komen tot 1 gezin 1 plan met behulp van het CJG als netwerkorganisatie. Vanuit de 'eigen kracht' opvatting stelt het rapport dat de eigen leefomgeving van het gezin de front-office is voor ouders met problemen. En dan wordt het CJG de back-office.


 


Verder legt de notitie de nadruk op het vergroten van de veiligheid en de gezondheid van kinderen. Alsof daar het grote probleem zit dat om oplossing vraagt: Nederlandse kinderen groeien zo ongeveer het gezondst en het veiligst op van alle kinderen in de wereld! Het probleem wat we willen oplossen is de versnippering van de jeugdzorg (oplossing: het CJG als netwerkorganisatie ) en ook de gespecialiseerde jeugdzorg zo dicht mogelijk bij de burger leggen, want dan kun je snel, gericht en doelmatig werken en heb je goed zicht op de kwaliteit (oplossing: decentralisatie).

Share by: